Staartdeling
Als de werkelijkheid doodloopt, bouwen we een ark.
Onze geschiedenisboeken staan er vol mee.
Religieuze boeken zijn de bron van deze vlucht.
Om ons heen voedt hebzucht zich met kruimels
— als een staartdeling
grijpt het steeds wat overblijft.
Het is niet eerlijk.
Die zin hardop uitspreken is soms voldoende.
Gefluisterd door iemand die het meent
breken er dijken.
Hoe kan ik helen? Dat is een vraag
waar de boeken verschillende antwoorden op hebben
en die verdeeldheid
sluit het bestaan van een juist antwoord uit.
Soms breekt er onrust uit op het dek.
Wat als de ark geen nieuw land vindt dit keer?
Of erger: een veerboot blijkt?
Ben ik weer. Heb je me gemist?
Alles is waterig, water.
We zoeken manieren
de eentonigheid te doorbreken.
Ook deze zoektocht mondt al snel uit in herhaling.
Er is wel een uitweg: voor wie erachter komt
dat soms het waterige zelf
de meeste smaak heeft.
Staan ze daar met hun kruimels.
Had nou maar water opgekocht!
Jullie smaakjes hoef ik niet meer.
Dat is hoe helen begint.
Op een dag loop je dorstig een moeras in
dat aan het opdrogen is.
Als een insect in de modder die uithardt,
een fossiel in wording,
je stofhoest een zucht.
Geduldig zul je wachten.
Eeuwenlang wacht je.
Heel voorzichtig
zal een nieuwe regen je wassen.